Iepenloft begon in Beetsterzwaag

Cultuur

De bossen en de mooie buitenplaatsen trekken al van oudsher toeristen naar Beetsterzwaag. In 1949 ontstaan bij de lokale VVV plannen om de toeristen ook wat culturele ontspanning aan te bieden. De toneelvereniging van de plaatselijke afdeling van de Fryske Krite gaat direct aan de slag met het instuderen van het toneelstuk ‘De Lange Jacht’ van Yme Schuitmaker. Op het terrein van de Cornelia-Stichting bouwt men een geïmproviseerd toneel: planken op pakken stro. Moeilijker hoeft het niet te zijn. Ook de toneelvereniging van de Staatspensionering klimt er op de planken met het stuk ‘De Lietsjessjonger’ van J. Bus.

In Hemrik en in Tijnje gaan deze week twee iepenloftspullen in première. Maar de bakermat van het Opsterlandse iepenlofttheater ligt in Beetsterzwaag. Een groot theater op het huidige terrein van Revalidatie Friesland was begin jaren vijftig het decor van veel populaire producties.

Permanent theater
De voorstellingen vallen in goede aarde, het smaakt naar meer. In mei 1950 verschijnen er dan ook krantenberichten over plannen voor de bouw van een permanent openluchttheater met plek voor vijfhonderd bezoekers. Het initiatief komt van de VVV en Doarpsrounte. Plaatselijk architect H. Wiersma maakt een ontwerp met een speelvlak van 8,50 meter breed en 5,50 meter diep. Tussen tribune en toneel ligt een vijver, het geluid komt over het water eenvoudiger weg. De eerste productie staat ook al op stapel: ‘Kening Aldgillis’ van Douwe Kalma. Op 1 juni 1950 aan het begin van de avond zet burgemeester Harmsma onder grote publieke belangstelling de eerste spade in de grond. Daarna  is het aan vrijwilligers om de klus af te maken. Dat lukt binnen vier weken, sommige vrijwilligers zijn er dagelijks aan het werk.

Ondertussen repeteren zo’n dertig acteurs en actrices in de bovenzaal van Hotel De Klok, onder leiding van H. Wiersma. De lokale architect heeft een groot toneelhart, datzelfde geldt voor schooljuf Fokje Brouwer die het Frysk hoog in het vaandel heeft. Op 24 augustus 1950 gaat ‘Kening Aldgillis’ in première. Het is wisselvallig weer, tijdens de voorstelling blijft het niet droog. Het is voor de bezoekers een lange avond met een verhaal over de opkomst van het christendom in Friesland. Het speelt zich af in de zevende eeuw. De toegangsprijs van 1,50 gulden is geen probleem, de tribune zit vol. De Drachtster Courant spreekt van een sublieme vertolking, al is niet iedereen even goed te verstaan. Maar de recensent sluit af met: “Hja meie om ús wolris wer, dêr op de Sweach.” Dat vinden ze in Beetsterzwaag zelf ook. In december 1950 presenteren ze plannen om de volgende zomer de Midsimmersnachtdream van Shakespeare te spelen. Maar het feest gaat niet door, de kosten zijn te hoog.

Er staan wel andere culturele avonden op de agenda. Krite De Sweach speelt in een koude junimaand met veel jonge spelers ‘In Tankbere Gast’ fan Yme Schuitmaker. Het toneel is inmiddels vergroot. In juli komt De Nije Toanielgroep van Lammert Popma met de De Hogerhuis-saek en ook het Nederlandse Volkstoneel van Ben Groeneveld doet Beetsterzwaag aan met ‘De Schelmenstreken van Scapin’ van Molière. De voorstellingen hebben wisselend succes. De tribunes zitten niet altijd vol. Maar Beetsterzwaag zet door. Inwoners van het dorp nemen enthousiast deel aan toneelcursussen van Aafje Top. Problemen zijn er natuurlijk ook, bijvoorbeeld over de hoge onderhoudskosten van het theater. De vijver is inmiddels al met takken en zand gedempt, de capaciteit van het theater is uitgebreid naar achthonderd plaatsen. Het aantal activiteiten in het theater is echter niet meer zo groot als in de eerste jaren. In 1953 is er een lekenspel voor de jeugd en jaarlijks organiseert de Culturele Raad van Opsterland er een culturele dag. De toneelcursussen van Aafje Top zijn wel onverminderd populair. In 1954 zijn er zevenendertig deelnemers, Top krijgt dan assistentie van Johan Lauxtermann. Bij de viering van tien jaar bevrijding, in 1955, wordt ‘Dat wie doe’ van Freark Dam gespeeld. Regisseur J.F.D. Sprock doet zijn intrede. Hij boekt in 1957 een succes met ‘De dea fan in hannelsreizger’ van Arthur Miller, dat vijf keer wordt gespeeld. 

Jef van der Heijden
Het is de opmaat naar nog roemruchter jaren. Hiervoor is de Brabander Jef van der Heijden (33) verantwoordelijk. Hij heeft een carrière als cabaretier, regisseur, filmer en fotograaf en verhuist in 1959 met zijn gezin drie maanden naar Beetsterzwaag om daar te werken aan de productie ‘Kristus wurdt jitris krusige’, naar een roman van N. Kazantzakis. Van der Heijden heeft het stuk zelf bewerkt voor zijn werkgever, de televisie-afdeling van de VPRO. De Friese vertaling is van Freark Dam. Het publiek komt massaal naar Beetsterzwaag. Er staan vijf voorstellingen gepland, het worden er uiteindelijk acht, voor bijna zevenduizend bezoekers. In het theater is een Grieks dorp nagebouwd. Het immense decor maakt indruk. Veel mensen willen er ook overdag gaan kijken. De toestroom is zo groot dat de Drachtster Courant een oproep plaatst om het decor overdag met rust te laten. Er zijn kleine vernielingen. Er doen vijftig toneelspelers mee, een hoofdrol is er voor de later provinciaal bekende Akke Radsma. “Dit kear wie it seldsum goed”, schrijft Fedde Schurer in de Friese Koerier. “It hat wol bliken dien dat de Friezen Frysk spylje moatte wol it spul sa oer de fuotljochten komme.”

De iepenloftspullen trekken in die jaren veel aandacht van de regionale kranten. Beetsterzwaag zet zichzelf goed op de kaart. Grote spandoeken over de Hoofdstraat maken iedereen attent op de voorstellingen. Speciale bussen brengen toeschouwers vanuit andere dorpen naar Beetsterzwaag. De Leeuwarder Courant plaatst de voorstelling ook in de ontwikkeling van het platteland. “Men spreekt tegenwoordig hier en daar over stervend platteland. Maar zie eens wat een uitgestrekte en vele jaren achtergebleven plattelandsgemeente als Opsterland in de laatste jaren weet te presteren. Wat daar in Beetsterzwaag tot stand wordt gebracht is hartverwarmend, moedgevend en voor de andere plattelanders menigmaal jaloersheid-verwekkend.”

Dat roept om een vervolg en dat komt er ook. In 1960 strijkt het gezin Van der Heijden opnieuw neer in Beetsterzwaag. Op stapel staan zes voorstellingen van ‘In Ingel yn Babylon’ van de moderne Zwitserse schrijver Dürrenmatt. Het is een religieus maar ook satirisch massaspel. De Friese vertaling is weer van Freark Dam. De première op 18 juni valt in het water, na de pauze wordt de voorstelling niet hervat. Er is in het theater niet meer te zitten en niet meer te spelen. ‘Het is heel wat beter thuis te komen van een goede zij het onvoltooide première dan van een opvoering die wel het laatste woord maar niet het gewenste peil haalt’, schrijft een krant. De reacties op de rest van de voorstellingen zijn opnieuw goed. Het stuk verbluft, vermaakt en springt over de grenzen van ruimte en tijd heen. Er is veel lof voor de vertaling en ook de landelijke media komen langs in Beetsterzwaag. Ook in 1961 is Van der Heijden erbij. Gespeeld wordt ‘Romulus der Grosse’ van Friedrich Dürrenmatt, de vertaling is weer van Freark Dam. ‘In stik groatfol fan grapkes en greate wierheden’, schrijft de krant.

Te zware stukken
In 1962 doet een nieuwe regisseur zijn intrede, de uit Emmen afkomstige J.W. Janitschek. Op het programma staat ‘Der gute Mensch von Sezuan’, vertaald als ‘In minske sûnder wryt of slyt’. De regisseur had dit stuk zelf voor zijn toneelstudie bewerkt. Het vraagt veel van de spelers, de voorstelling duurt maar liefst vier uur, van half negen tot kwart voor één. Er komen acht voorstellingen, maar er klinkt ook kritiek. Is dit stuk niet te moeilijk voor spelers en publiek? Dat vindt de Drachtster Courant niet. “Brecht wol toch dat publyk each kriget foar it algemiene minslike libbensaspekt dêr’t hy eat fan yn himsels werom fine moat?” Ook in de landelijke pers vraagt men zich af of dit zware stuk wel door amateurs te spelen is.

De productie trekt vijfduizend bezoekers. Dat valt tegen, maar is deels te wijten aan het slechte weer. In Beetsterzwaag zelf begint het ook te rommelen. De eigen toneelvereniging kan voor het winterstuk bijna geen spelers vinden omdat zij allemaal al in de sfeer zijn van een zware iepenloftproductie.

Langzaam minder
Het jaar erop (1963) keert Jef van der Heijden terug. Maar liefst tachtig spelers en speelsters laat hij opdraven in ‘Op ien betingst’ fan Friedrich Dürrenmatt. Eind mei wordt er nog gevraagd om figuranten. Er zijn zes voorstellingen. Het decor wordt geschilderd door Fons de Kok uit Hilversum, een bekende uit de omroepwereld van Van der Heijden. De decorbouw is in handen van timmerlieden van gemeentewerken. Dat kon toen nog met de burgemeester als voorzitter van de Culturele Raad. Opnieuw is er discussie over de zwaarte van de stukken. De VVV krijgt ook nog een financiële strop door de opvoering van operette Marijke door het gemengd koor uit Beetsterzwaag. Er komen maar veertig toeschouwers, de voorstelling wordt verplaatst naar de bovenzaal van De Klok.

In 1964 grijpt Van der Heijden terug op ‘Adam de Skepper’, het stuk dat acht jaar eerder ook al is opgevoerd. Het is voorlopig zijn laatste productie in Beetsterzwaag. In 1965 is Johan Lauxtermann weer de regisseur. Op het programma staat ‘Borgen, de roppene’, van Tormod Skagestad. Ondanks koude weersomstandigheden zijn er vijf voorstellingen. Bij de koude première is zelfs de Noorse ambassadeur van de partij. Rietmatten moeten ervoor zorgen dat de grootste kou op afstand blijft. Het stuk valt niet bij iedereen in de smaak. Er zijn weleens betere stukken gespeeld in Beetsterzwaag, vindt de Drachtster Courant. De eerste berichten duiken op dat het openluchttheater moet wijken voor uitbreiding van Lyndenstein. Eind februari 1966 is duidelijk dat er dat jaar geen iepenloftspul komt. Er is geen regisseur meer en ook het vinden van een geschikt stuk is lastig. Er blijft hoop dat de traditie in 1967 wordt voortgezet. De Culturele Raad van Opsterland wil definitieve beëindiging van de voorstellingen tot elke prijs voorkomen. De traditie in Beetsterzwaag loopt tenslotte al sinds 1951. 

In maart 1966 verschijnen er ineens berichten dat er misschien toch dat jaar nog een iepenloftstuk komt. Rondom Jef van der Heijden heeft de lokale dierenarts Roel Falkena een groep spelers verzameld die vast van plan is door te gaan. Er is ook al een stuk gekozen. ‘De Duivelshaan’ van de Ierse auteur O’Casey. Tiny Mulder zorgt voor een Friese vertaling. Het stuk gaat in juni 1966 in première onder de naam Kokkeldoedeldendy, onder regie van Jef van der Heijden. Het is een productie die in korte tijd van de grond komt. Een poging om Rijkssubsidie te krijgen mislukt. Het zijn de laatste stuiptrekkingen. Er komen maar veertienhonderd bezoekers, het is financieel een fiasco. En dan valt het doek in februari 1967 definitief. Lyndenstein heeft het terrein waarop het theater ligt nodig voor uitbreiding. 

Het iepenloftspul verdwijnt tot er tientallen jaren later nieuwe initiatieven komen op een andere plek: het kleine theatertje in de bossen van Sparjebird bij Hemrik.

(Dit artikel is tot stand gekomen dankzij het omvangrijke archief van Thom Vellinga, oud-inwoner van Beetsterzwaag). 

Meer SA!

Afbeelding
Opsterland plaatst kraamverblijven voor vleermuizen Nieuws 50 minuten geleden
Ecologen moeten continu bijleren. Zoals hier tijdens een cursus diersporen.
John Melis: 'Geef de vleermuizen nooit de schuld' Nieuws 51 minuten geleden
Wethouder Durk Durksz verruilt in Beetsterzwaag tegels voor beplanting.
'Wippe jo ek mei foar mear grien?' Nieuws 54 minuten geleden
Jan Falkena geeft ook cursussen eendenkorfvlechten.
'Mear einekuorren, mear einepiken' Nieuws 55 minuten geleden
Afbeelding
Aanpassing route buurtbus Nieuws 57 minuten geleden
Afbeelding
Gjin ôfstân dwaan Column 20 uur geleden
Afbeelding
Oproep raad: ook in kleinere dorpen blijven bouwen Nieuws 21 uur geleden
Diëtiste Jennifer Plein, huisarts Jon Brouwers, voorzitter Plaatselijk Belang Frans Mulder, directeur Rabobank Durk Mous, leefstijlgroep-coach Alie Koopal.
'De beste dokter staat in de keuken' Nieuws 21 uur geleden